
Parelmoervlinder
Op de PC webversie staat uitgebreide informatie over vind plaatsen en de vlinders
De Veldparelmoervlinder
In 1995 verdween de Veldparelmoervlinder uit Nederland. af en toe werden zwervers gezien, en sinds 2008 is er een populatie aanwezig op de Bemelerberg. De laatste jaren zijn er ook steeds vaker vestigingen op andere plekken in Zuid-Limburg. In 2013 vestigde de soort zich vanuit hier ook weer in Noord-Brabant.
De veldparelmoervlinder vliegt in een generatie van half mei tot eind juni. Afhankelijk van het weer verschijnt soms in augustus een gedeeltelijke tweede generatie.
​
Proces van voortplanting
Groepjes van 50 tot 200 eitjes worden gelegd. De eitjes komen na drie weken uit.
De rupsjes overwinteren bij elkaar. Na tien maanden zijn ze volgroeid en verdwijnen ze om te verpoppen.
De verpopping vindt in drie weken plaats.
al met al duurt het bijna 1 jaar voordat er een vlinder ontstaat, die maar ongeveer 1 maand lang vliegt.



De Keizersmantel
De Keizersmantel was in de jaren negentig van de vorige eeuw zeldzaam, maar lijkt nu langzaam te herstellen van een flink dal. Er zijn afgelopen jaren honderden Keizersmantels, vaak maar een individu tegelijk, verspreid waargenomen, ook in tuinen. Door zijn zwerfgedrag is het niet eenvoudig om populaties vast te stellen. Ze komen voor in bosranden, kapvlakten en brede bospaden met kruidrijke zomen.
De vlinders vliegen van eind juni tot begin september in een generatie.
​
Imago
Het mannetje heeft vier duidelijke geurstrepen langs de aders op de voorvleugel. De mannetjes en vrouwtjes hebben een gelijke onderkant, met parelmoergrijze banden. De vleugelrand is duidelijk concaaf.


De Kleine Parelmoervlinder
De kleine parelmoervlinder is een lokale soort en kan plaatselijk in hoge aantallen voorkomen. Deze mobiele vlinder komt vooral voor in de duinen maar ook op open droge warme graslanden.
De vlinders vliegen van april tot eind oktober in overlappende generaties.
De dichtheid aan vlinders is vrij hoog tot hoog, tien tot 50 vlinders per hectare. De vlinders voeden zich met verschillende nectarplanten, vaak viooltjes. Later in het seizoen halen ze nectar vooral uit hogere kruiden zoals koninginnenkruid en slangenkruid.


