top of page

Dagactieve nachtvlinders

Op de PC webversie staat uitgebreide informatie over vind plaatsen en de vlinders

Het Boterbloempje.

Voorvleugellengte: 13-15 mm. De bruine vlekken op de gele voor- en achtervleugel zijn kenmerkend. De intensiteit van het geel en de donkere tekening zijn enigszins variabel. 

De vliegtijd is van eind april tot begin juli in één generatie; exemplaren van een zeldzame partiële tweede generatie kunnen tot begin augustus vliegen. De vlinders zijn vooral bij zonnig weer overdag actief.

Boterbloempje2.JPG
Boterbloempje3.JPG

De Gamma-uil.

Voorvleugellengte: 13-21 mm. Net als de verwante soorten houdt deze uil in rust de vleugels dakvormig omhoog. Op de bovenkant van het borststuk bevindt zich een opvallende kuif en verder naar achteren zijn twee kleinere kuifjes zichtbaar. De voorvleugel is bruin en grijs gemarmerd. Aan de buitenzijde van de buitenste dwarslijn bevindt zich een breed naar de binnenrand uitlopende licht gekleurde veeg. Het belangrijkste kenmerk is de opvallende zilverkleurige ongebroken Y-vormige vlek in het midden van de voorvleugel. Zowel de grootte van de vlinder als de kleur van de voorvleugel kunnen sterk variëren.

​

Vliegtijd van April tot oktober in meerdere generaties; soms ook in de wintermaanden een waarneming. De vlinders vliegen zowel overdag als ´s nachts. Overdag en in de schemering bezoeken ze geregeld bloemen, waarbij ze soms heftig met hun vleugels trillend op een blad zitten.

Gamma Uil.JPG
Gamma Uil2.JPG
Gamma Uil4.JPG

De Gestreepte Goudspanner.

Voorvleugellengte: 13-16 mm. Enigszins variabel van kleur, maar altijd goed herkenbaar door de unieke combinatie van kleur en tekening. Bij de meeste exemplaren hebben zowel de voor- als de achtervleugel een goudgele grondkleur. De talrijke fijne bruinachtige gegolfde dwarslijnen geven deze spanner een gestreept uiterlijk. Op de voorvleugel zijn de centrale dwarslijnen opvallend goed te onderscheiden door hun helderwitte kleur; de buitenste daarvan loopt door over de achtervleugel. De dwarslijn in het wortelveld en de golflijn zijn vaak ook wit, maar minder duidelijk te onderscheiden. 

​

Vliegtijd van half mei tot eind augustus in één, mogelijk twee generaties. De vlinders zijn overdag gemakkelijk op te jagen. In vergelijking met de aantallen die in de schemering rondvliegend en bloembezoekend worden waargenomen, komen ze weinig op licht.

gestreepte goudspanner2.JPG
gestreepte goudspanner3.JPG
gestreepte goudspanner4.JPG

De Klaverspanner.

Voorvleugellengte: 11-15 mm. Karakteristiek is het netwerk van donkere dwarslijnen en vleugeladers aan de boven- en onderzijde van de vleugels. De twee buitenste lijnen vloeien in het midden vaak samen. Er zijn exemplaren waarvan de vleugels, op de geblokte randen na, grotendeels donkerbruin zijn. Daarnaast komen ook vlinders voor waarvan de vleugels roomachtig geel zijn, zonder dwarsbanden. Ook worden soms exemplaren met een zuiver witte ondergrond waargenomen.

​

Vliegtijd half april tot begin september in twee generaties. De vlinders zijn overdag actief en worden vaak uit lage vegetatie opgejaagd. 

Klaverspanner2.JPG

De Muntvlinder.

Het is met een spanwijdte van 10 tot 15 millimeter een zeer klein vlindertje.

De kleur van de voorvleugels varieert van uitgesproken purper tot warm roodbruin. De gele tekening op de voorvleugels is vaak beperkt tot een vlekje.

Over de donkere achtervleugels loopt een gele band die versmalt naar de binnenrand. Bij het sterk gelijkende purpermotje zit er naast die band nog een ronde gele stip.

Het muntvlindertje houdt zijn vleugels soms mooi open, maar kan in rust de achtervleugels helemaal onder de voorvleugels verbergen.

​

​

Muntvlinder.JPG

De Sint-Jacobsvlinder.

Voorvleugellengte: 17-23 mm. Een opvallende verschijning door de zwarte voorvleugel met twee rode stippen langs de achterrand en een rode streep langs zowel de voorrand als de binnenrand. De achtervleugel is rood met zwarte randen.

​

Vliegtijd begin april tot half augustus in één generatie. De periode waarin de vlinders uitkomen is vrij lang, zodat vlinders en rupsen tegelijkertijd kunnen voorkomen. De vlinders vliegen overdag en zijn gemakkelijk te verstoren. Ze komen ´s nachts op licht.

sint-jacobsvlinder.JPG

De Sint-jansvlinder.

Voorvleugellengte: 15-19 mm. Een bloeddrupje met zes rode vlekken op de voorvleugel: de rode vlek aan de vleugelbasis is gescheiden door een ader en telt voor twee. Er komt ook een afwijkende vorm voor met gele vlekken en een gele achtervleugel.

​

Vliegtijd eind mei tot eind augustus in één generatie. De vlinders bezoeken bloemen van onder andere distels. De mannetjes maken patrouillevluchten, op zoek naar onbevruchte vrouwtjes.

sint-jansvlinder.JPG

De Spaanse vlag.

Voorvleugellengte: 28-33 mm. Goed te herkennen aan de groenzwarte voorvleugel met crèmekleurige strepen en de rode, oranje of gele achtervleugel met zwarte vlekken. Er is weinig variatie in de tekening.

​

Vliegtijd begin juli tot eind augustus in één generatie. Op warme dagen zijn de vlinders actief en bezoeken ze bloemen van onder andere vlinderstruik, koninginnenkruid en distels. Ze vliegen ook ´s nachts en komen op licht.

spaanse vlag2.JPG
spaanse vlag.JPG

De Wilgenwespvlinder.

Voorvleugellengte: 9-11 mm. Kenmerkend voor deze soort is de combinatie van de rode band op het achterlijf en het relatief brede rode veld in het voorvleugeluiteinde. Het dwarsbandje op de voorvleugel is smal en heeft doorgaans een donker roodbruine, soms lichtere rode kleur. Het staartpluimpje is zwart, bij verse exemplaren zijn opvallende witte haren te zien aan de zijkanten. De poten zijn zwart met drie witte bandjes. Het wit aan de top van de antennen is niet altijd zichtbaar.

​

Vliegtijd half mei tot begin augustus in één generatie. Vroeg in de morgen kunnen de vlinders rustend op bladeren of boomstammen worden aangetroffen.

wilgenwespvlinder.JPG
wilgenwespvlinder2.JPG
bottom of page